‘Ik hoop dat ik als zorgarrangeur uiteindelijk overbodig ben’
De overheid wil zorg in onderwijstijd beter regelen. Het ministerie van OCW zette hiertoe het project Zorg in Onderwijstijd op, waarbinnen zogeheten zorgarrangeurs worden ingezet om scholen hierbij te ondersteunen. Carlijn Volker is zo’n zorgarrangeur en zocht binnen dit project de samenwerking op met Met Andere Ogen en het NJi. ‘Zo hoop ik dat de voedingsbodem die in de regio gelegd is, verder wordt uitgebreid en doorontwikkeld.’
Carlijn: ‘Het werk van de zorgarrangeur begint bij de hulpvraag van een school of schoolbestuur: wil je ons helpen bij het beter regelen van zorg binnen onderwijstijd? De school ziet dat er meer nodig is voor bepaalde kinderen, maar loopt hierin vast, met als gevolg dat steeds meer leerlingen uitvallen. Daarna kijken we naar vragen als: wat verstaan jullie onder zorg en wat onder onderwijs? En wie zijn die leerlingen, wat speelt er bij hen? Om welk percentage gaat het? Wie financiert het? En welke rol heeft het samenwerkingsverband hierin?’
De verbinding tussen zorg en onderwijs
Nadat alle antwoorden zijn geanalyseerd, gaat de zorgarrangeur aan de slag door de verbinding aan te gaan met netwerkpartijen, zoals zorginstanties, gemeentes en onderwijspartners. Die bespreekt met hen de inzet van zorggelden voor leerlingen tijdens onderwijstijd en zorgt ervoor dat daarover concrete afspraken worden gemaakt. Het resultaat is meestal dat een school ervoor kiest om een vaste zorgaanbieder aan zich te verbinden. En dan rijzen de volgende vragen: welke zorgaanbieder moet dit dan zijn? En strookt die keuze met het jeugdbeleid van de gemeente en de visie
Carlijn is werkzaam bij Onderwijsconsulenten, een landelijk bureau dat sinds 2003 bestaat om onafhankelijk te ondersteunen, adviseren en bemiddelen in onderwijstrajecten. Met de invoering van de Wet passend onderwijs in 2014 en de transitie jeugdzorg in 2015 zijn daar onderwijszorgconsulenten bij gekomen, om de verbinding te leggen tussen de jeugdzorg en onderwijs in individuele casuïstiek binnen het primair, voortgezet en speciaal onderwijs en het MBO.
Complexe casuïstiek en een complex systeem
Afgelopen jaar zijn er 1681 individuele casussen aangemeld bij het bureau, een stijging ten opzichte van vorige jaren. Daarbij zien ze dat niet alleen de casuïstiek zelf complexer wordt, maar dat het vooral vaak te maken heeft met de complexiteit van het systeem zelf: ouders lopen er tegenaan dat samenwerkingsverbanden geen passende oplossing kunnen bieden of te veel op hand lijken te zijn van de school. In dat soort gevallen blijkt er dan een onafhankelijke onderwijsconsulent nodig om die impasse door te doorbreken.
Carlijn: ‘De onderwijsconsulenten zijn door het ministerie van OCW in eerste instantie als kwartiermakers ingesteld met de intrede van het clusteronderwijs, met de gedachte dat het tijdelijk zou zijn, dat het systeem het uiteindelijk zelf zou kunnen redden. Intussen zijn we ook veel andere taken gaan oppakken, die meer gericht zijn op systeemproblematiek en groepen leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Ook zijn we nu een blijvende organisatie geworden. Vanuit de tweedelijnsvoorziening die wij zijn, zien we met al die jaren ervaring goed waarin het systeem vastloopt en eerder op had kunnen acteren.’
Minder bureaucratie en scherpere richtlijnen
Daaruit is ook de rol van de zorgarrangeur ontstaan binnen het project Zorg in Onderwijstijd dat in 2020 gestart is vanuit de ministeries OCW en VWS. Die rol is niet gericht op individuele casussen, maar op de school met haar netwerk en werkgebied als geheel. Zorgarrangeurs trekken – onafhankelijk – een jaar op met een school in het speciaal onderwijs, om daar een betere verbinding met zorg en zo de zorg in onderwijstijd collectief beter te regelen.
Carlijn: ‘Dit met het idee dat daardoor ook de administratieve last naar beneden kan: zorg in onderwijstijd moet gewoon beschikbaar zijn, zonder te veel bureaucratie. Met andere woorden: we arrangeren zorg op de werkvloer, dichtbij de leerlingen, in samenspraak met het bestuur, het management en de uitvoerende laag van een school. We proberen alle neuzen dezelfde kant op te krijgen, door te analyseren waar de schoen wringt en vervolgens te bemiddelen, te verbinden en te ondersteunen, en de eventuele onduidelijkheden en frictie weg te nemen. Bijvoorbeeld door te helpen bij het formuleren van een visie, plan van aanpak of het opstellen van specifieke richtlijnen: wat is er nodig om ervoor te zorgen dat zo’n school of bestuur zorg binnen onderwijstijd na vertrek van de zorgarrangeur zelf kan oppakken? Het beleggen van gezamenlijke verantwoordelijkheden over de domeinen heen is hierin essentieel.’
Landelijk zijn er vijf zorgarrangeurs actief, waar Carlijn er een van is – hiervoor werkte ze als onderwijsconsulent. Momenteel is ze actief in onder andere de regio Den Helder, Haarlemmermeer en Lelystad. In totaal hebben de zorgarrangeurs tot en met 2022 al vijftig scholen bediend en dit jaar zijn daar nog eens vijfentwintig trajecten bijgekomen. Tijdens deze trajecten verzamelen de zorgarrangeurs anonieme informatie en data, die van 2020 tot 2023 werd gemonitord door onderzoeksbureaus DSP en Oberon, ter onderbouwing van financiële kaders en mogelijke wetswijziging. Sinds 2023 monitort het bureau Onderwijsconsulenten dit zelf. Op die manier hopen de ministeries beter inzicht te krijgen in wat er in de praktijk speelt – en dus wat er precies nodig is om die zorg in onderwijstijd beter te regelen en makkelijker te financieren.
Carlijn: ‘Bij de inrichting van de Wet op passend onderwijs 2014 en de jeugdwet 2015, die beide over hetzelfde kind gaan, is de enige verbinding tussen beide het overeenstemmingsgericht overleg (OOGO) tussen samenwerkingsverbanden en gemeenten. De inrichting, werking en afspraken van de betreffende OOGO´s zijn zeer divers. Hier merk je nu de gevolgen van als een kind naast jeugdhulp thuis ook zorg in onderwijstijd nodig heeft of als een kind tijdelijk niet aan het onderwijs kan deelnemen en aangewezen is op behandeling vanuit jeugdzorg. Op het moment dat die beide wetten in een regio op zichzelf staan en worden uitgevoerd, zie je de frictie ontstaan. Want je ziet duidelijk dat er schotten bestaan tussen onderwijs en (jeugd)zorg, niet alleen bij uitvoerende professionals, maar ook bij bestuurders. Het is dan onduidelijk wie waar verantwoordelijk voor is, wie de regie heeft en wie nu wat kan gaan doen. Ondertussen groeit de vraag naar jeugdhulp, stijgen het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs en zitten er op dit moment nog steeds kinderen thuis zonder onderwijs of behandeling.’
Een regionale aanpak
Carlijn: ‘Het afgelopen jaar liep ik er in een regio tegenaan dat de problemen te groot waren om in mijn eentje op te lossen: de uitvoerende laag had moeite met het meekrijgen met het schoolbestuur of scholen liepen vast in het contact met de gemeente. Hoog tijd dus om het groter aan te pakken: hoe kan ik als zorgarrangeur zorgen dat die verbindingen tussen die lagen binnen het systeem beter gelegd worden? En te kijken: wat is nu de gemeenschappelijke visie? Hoe kunnen we deze problematiek als regio gezamenlijk oppakken?
‘Om dit een extra impuls te geven is samenwerking met het NJi en Met Andere Ogen ingeroepen. ‘Dit hebben we binnen de regio’s besproken en de gemeenten en samenwerkingsverbanden hebben hier positief op gereageerd. Dat is natuurlijk heel mooi, want dan staat iedereen open om met elkaar te kijken hoe het beter kan. We hebben een regionale dag georganiseerd, om zo een betere verbinding tot stand te laten komen tussen alle partijen, dat was een succes.’
‘Het lastige blijft wel: je bent maar tijdelijk aanwezig op zo’n school’, vervolgt ze. ‘Dus je hoopt dat wat je ergens hebt neergezet, uiteindelijk inderdaad verder wordt opgepakt. Wij zijn een belangrijke firestarter, maar de partijen moeten het zelf verder dragen. Het is als een rijdende trein, waar op verschillende stations mensen in- en uitstappen en daar is de zorgarrangeur er een van. Maar je hebt die trein in elk geval wel weer in beweging gebracht. Personele wisselingen bij ministeries en de gemeente zorgen ervoor dat het hele project ontzettend kwetsbaar is, net als het lerarentekort en personeelstekort in het onderwijs. Wat ik wel zie, is dat scholen goed zicht hebben op de problematiek van de kwetsbare leerlingen en die goed in beeld hebben.’
Uiteindelijk moet er door een wetswijziging meer ruimte komen voor maatwerk voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte in onderwijstijd. Want die zorgbehoefte bestaat overal waar het kind zich begeeft: of dit nu thuis is of op school. In 2024 zullen de zorgarrangeurs zich dan ook, nog meer dan voorheen, richten op de olievlekwerking in de regio om zo niet alleen de kennis en verworven mogelijkheden bij de aangemelde school te houden, maar om het collectieve mogelijk te maken voor regio's. Carlijn: ‘Het kind moet daarin centraal staan en de behoefte in welke omgeving die zorg het beste geleverd kan worden. Samen met Met Andere Ogen en het NJi hoop ik dat de voedingsbodem die we gelegd hebben, verder door te ontwikkelen, met als doel om het netwerk dat nu is opgebouwd verder uit te breiden. Maar uiteindelijk is het doel dat wij als zorgarrangeurs overbodig worden, omdat het systeem zo goed werkt, iedereen elkaar weet te vinden, overeenstemming heeft wat het beste voor het kind is en dit ook te gaan doen.’
Wil je meer informatie of een zorgarrangeur inschakelen? In de brochure Aanmelding Zorgarrangeur 2024 lees je precies hoe je dit doet.
Het NJi en Met Andere Ogen zijn ook blij met de nieuwe samenwerking. Door hun krachten te bundelen, kunnen ze samen met de Onderwijsconsulenten nog meer impact maken in de regio. Vincent Fafieanie van het NJi: ‘De Onderwijsconsulenten hebben veel kennis over het samenstellen van een passend onderwijs- en/of zorgaanbod voor kinderen en jongeren. En wat daarbij komt kijken vanuit wet- en regelgeving en hoe je dat praktisch kunt organiseren. Ook hebben zij de kennis en ervaring om in regio’s steun te bieden bij het collectief financieren van zorg in onderwijstijd. Zo ontstond bij het NJi het idee om hierin de samenwerking op te zoeken. Samen met de organisatiekracht van Met Andere Ogen vormen we een mooi trio waardoor we goed kunnen aansluiten op de veelheid van vragen vanuit de regio in de samenwerking tussen kinderopvang-onderwijs en jeugd. Waar de Onderwijsconsulenten vooral in de regio’s zelf betrokken zijn bij een specifieke school, kijkt Met Andere Ogen meer over regio’s heen.
‘Soms ontstaat die behoefte om het breder te trekken, vult Vera Naber, netwerkregisseur van Met Andere Ogen aan. ‘Vanuit Met Andere Ogen kunnen we helpen die olievlek verspreiden: wij willen goede voorbeelden verder brengen en regio’s aan elkaar koppelen, op een positieve manier en oplossingsgericht. De onderwijsconsulenten zijn vaak actief in regio’s waar het niet allemaal even soepel loopt. Met elkaar kunnen we een completer beeld creëren van hoe het op verschillende plekken gaat. En natuurlijk ervaringen uitwisselen bij vergelijkbare ontwikkelvraagstukken. We kunnen elkaar op die manier erg goed aanvullen.’
Gerelateerde artikelen:
- Dialoogavond #15 over de belangen die samenwerking in de weg staan
- De expertgroep van Met Andere Ogen
- Renate van de Mooren: ‘Erken dat ieders inbreng van waarde is’
- Bijeenkomst Samen Interprofessioneel opleiden voor inclusiever onderwijs
- Twijfel als krachtig gereedschap voor doorbraken
- Dialoog #15: Veerkracht in het pedagogisch ecosysteem
- ‘Sneller de juiste hulp dankzij bovenregionale samenwerking’
- Bespreek je vraagstuk tijdens Intervisie op 23 mei
- Vragen en antwoorden in onze online community van het Platform Vakmanschap
- Symposium: Onderwijs, Kinderopvang en Jeugdzorg in Noardeast-Fryslân op 4 april