Verslag ‘Versterken van de pedagogische basis | Landsdeel West’
Ook op het vierde webinar Versterken van de pedagogische basis kwamen prachtige voorbeelden voorbij van hoe je door samen te werken tot praktijken komt waarin je het verschil kunt maken voor kinderen en jongeren. Vanuit Hotel New York Rotterdam besprak Marleen van Berkum, directeur-bestuurder bij Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Goeree-Overflakkee, met gasten uit onderwijs, jeugdhulp en wetenschap hoe we de omgeving rond jongeren kunnen versterken. Hoe kunnen we dat vooral integraal doen, met elkaar, in plaats van allemaal apart?
Wetenschappelijk kader
'Normaliseren' is daarbij een sleutelwoord, zo bleek uit de bijdrage van Rob Gilsing, lector Jeugdhulp in transformatie bij de Haagse Hogeschool. Hij opende met een prachtig voorbeeld van hoe het, goedbedoeld, soms mis kan gaan bij het bieden van hulp. Hij vertelde over kapster Tess, 22 jaar. Acht jaar geleden ging het niet goed met haar: ze werd gepest, vertoonde gedrag dat bij een puber hoort, en haar schoolprestaties kelderden. Haar school meldde haar aan bij het 'lokale team' en een reeks van 'multidisciplinaire overleggen' (MDO's) volgde, waarbij Tess en haar ouders zich steeds minder op hun gemak voelden. Tess wist intussen heel goed wat ze wilde: naar de kappersopleiding, maar daarvoor was ze nog te jong. De jeugdarts drong aan op diagnostiek: Tess zou wel eens 'adhd kunnen hebben'. Dat wekte nog meer ergernis. Tess en haar ouders namen het heft in eigen handen: via een time-outvoorziening begon Tess zodra het kon aan de kappersopleiding. Inmiddels heeft ze de opleiding afgerond en droomt ze van een eigen kapsalon.
Wat hier vooral misging, volgens Rob Gilsing, is dat goedbedoelende professionals de regie wilden overnemen over het leven van Tess. Ze werd gereduceerd tot een 'probleem' dat je kon 'medicaliseren'. Ze keken niet naar de sterke kanten van Tess: wat kan ze wel, en wat wil ze zelf? Mede door deze neigingen van 'het systeem' is het beroep op lichtere vormen van jeugdhulp gestegen van 3% van de kinderen rond de eeuwwisseling naar 12% tot in sommige gemeenten wel 14% van de kinderen nu.
Normaliseren
Willen we deze trend keren, dan zullen we moeten 'normaliseren'. Dat betekent: afstappen van het denken in gemiddelden, waarbij afwijkingen van het gemiddelde gezien worden als probleem - wat leidt tot een diagnose en een label waarmee je toegang krijgt tot hulp en therapie. En verder: accepteren dat tegenslagen bij het leven horen, dat het oké is om te falen, dat je daarvan leert weerbaar en veerkrachtig te zijn. Daar heb je meer aan dan een label waarnaar je je de rest van je leven gedragen gaat.
In de regio's Den Haag, Leiden en Gouda leidde Rob Gilsing een onderzoeksproject rond normaliseren. Ze deden dat mét jongeren, ouders en professionals. Het leverde een krachtig lijstje aanbevelingen op om het anders te kunnen doen. De kern: doe het met elkaar, houd altijd de kracht en de talenten van het kind in het vizier en stop met de doorgeslagen neiging tot problematiseren en medicaliseren. Maar wat vinden we dat moeilijk! Wat blijven we toch geneigd zijn te zeggen: 'mijn kind heeft adhd', of 'deze leerling is hoogbegaafd en autistisch'. Het is vast allemaal waar. Maar wat hebben we eraan als we niet uitgaan van wat het kind wel allemaal kan, om daar vervolgens de omgeving van het kind op in te richten?
Klas Als Werkplaats: een tandem van hulp van onderwijs
Op het Albeda College in Rotterdam zijn ze het anders gaan doen. Op de MBO1-opleidingen was standaard een schoolmaatschappelijk werker aanwezig. Jongeren konden bij haar binnenstappen als ze dat nodig hadden, maar dat deden ze nauwelijks. Op het Albeda College zijn ze het toen om gaan draaien: aan iedere klas werd een vaste hulpmedewerker verbonden die in een tandem met de docent moest voorkomen dat jongeren uitvielen. Klas Als Werkplaats (KAW) noemden ze het. Het werkte: de KAW'er leerde de jongeren goed kennen, bouwden een vertrouwensband op en konden inspringen op het moment dat het nodig was. De docenten konden zich weer vooral concentreren op hun vak.
Bij dit initiatief is 'preventie' het sleutelwoord: door in een informele setting (de jongeren hoeven niet eerst een 'afspraak' te maken en vervolgens op de afgesproken tijd naar een 'kantoortje' te komen) zaken bespreekbaar te maken, kun je voorkomen dat er 'geïndiceerd' hoeft te worden, waarna een 'hulptraject' kan worden gestart. Het lijkt dus 'duur', aan iedere klas een KAW'er toevoegen op het MBO, maar je kan er enorm veel jeugdhulp mee besparen.
Nina Struik is een van de KAW'ers op het Albeda College, of 'trajectbegeleider' zoals haar functie officieel heet. 'Het mooie van dit werk', zegt ze, 'is dat je het echt samen doet met de docent. Samen versterken we de pedagogische basis voor de studenten, stimuleren we hun zelfredzaamheid. Belangrijk daarbij is dat we ons niet bemoeien met elkaars vak, maar we informeren elkaar wel. Als het leerproces stokt, is er mogelijk meer aan de hand. Voor de docent kan het dan nuttig zijn meer over de thuissituatie van de student te weten. Met z'n drieën zoeken we dan naar een oplossing.'
De School Zonder Muren en Thuis Voor Noordje
Bij de Leo Kanner Onderwijsgroep hebben ze vele 'normale' scholen, en één heel bijzondere: de School Zonder Muren. Directeur Ellen van de Meeberg vertelt dat deze school zich daar bevindt waar de leerling is. 'Dat gebeurt in een continuüm van zorg naar onderwijs. Is de 'zorg voorliggend', dan zorgen wij voor een ambulante leerkracht die naar de leerling gaat. Op een voorziening voor dagbesteding werken wij in kleine groepjes. En kan een kind al weer naar school, dan volgen wij het kind daarnaartoe. Ons doel is om iedere leerling een 'passend perspectief' te geven, en dat hoeft niet per se onderwijs te zijn. Op de School Zonder Muren zit je per definitie tijdelijk, maximaal twee jaar. Dan moet er weer perspectief zijn voor het kind.'
Ook bij het initiatief Thuis Voor Noordje, vanuit de Jeugdzorg Plus (de zwaardere vormen van jeugdhulp), zoeken ze naar passende alternatieven voor kinderen en jongeren die zijn vastgelopen. Chantal van Liefland, regioadviseur Noord Holland van Ketenbureau I-Sociaal Domein vertelt: 'Een goede band opbouwen met het kind, is het halve werk. We laten ze zien: je mag hier onvoorwaardelijk zijn, en je mag zijn wie je bent. We zien dan dat kinderen met wat we noemen 'ingewikkeld gedrag' al snel verbeteringen laten zien.'
Kinderen en jongeren zelf de regie
Kinderen en jongeren weer zelf de regie geven blijkt in beide initiatieven goed te werken. Zij staan centraal, in samenwerking met het netwerk om hen heen, van ouders (en andere sleutelfiguren binnen het informele netwerk) tot professionals. Marlous van Leeuwen, orthopedagoog bij de Leo Kannergroep noemt een mooi voorbeeld van een jongen van 13 die volledig in de zorg was beland. 'Hij kon nog geen uur onderwijs volgen. We hebben hem stap voor stap zoveel positieve ervaringen kunnen bieden dat hij weer vertrouwen kreeg in school. Wij zeiden: wij geloven dat je het kan. Hij had het nodig om zelf weer eigenaar van zijn leerproces. Vanaf september gaat hij nu weer naar school, in zijn oude klas.'
Onderwijs is de beste vorm van jeugdhulp, concluderen de bevlogen professionals aan het einde van deze reeks webinars. En om dat voor elkaar te krijgen zijn drie woorden cruciaal: samen, samen en samen. Onderwijs- en jeugdhulpprofessionals leren elkaar kennen en zijn open wat ze van elkaar verwachten, in verbinding met de leerling en het netwerk om de leerling heen. Dat kost tijd en ruimte, en ook geld, maar uiteindelijk is samenwerken de enige manier om echt te komen tot een krachtige pedagogische basis, waarin ieder kind 'normaal' is en professionals kunnen doen waar zij goed in zijn: kinderen tot ontwikkeling brengen.
Downloads
De volgende bestanden zijn bijgevoegd aan dit artitel: