Dialoog #8: Door de ogen van het ecosysteem
De eerste fase van Met Andere Ogen zit erop. De resultaten van ruim twee jaar kennismaken brainstormen, onderzoeken, ontwikkelen, verzamelen, uitwisselen en doen zijn gebundeld in een rijk gevulde Eindterm waar het ecosysteem rond de jeugd zijn voordeel mee kan doen. Op de afsluitende dialoogsessie op woensdag 27 oktober in Pakhuis de Zwijger blikten de partners van Met Andere Ogen terug op het proces, en werden alvast wat piketpaaltjes geslagen voor de toekomst.
Programmamanager Marijke Andeweg is vooral trots op wat er bereikt is in een periode die overheerst werd door corona: ‘Er was veel behoefte aan een gezamenlijke aanpak voor het vergroten van de ontwikkelkansen voor de jeugd. De Coalitie die het initiatief heeft genomen tot Met Andere Ogen heeft dat goed aangevoeld. Uit de bouwstenen die we nu verzameld hebben in de Eindterm blijkt dat interprofessioneel en inclusief samenwerken de basis is onder alles. Professionals leren samen met ouders en kinderen hoe ze de goede dingen kunnen doen. Wat Met Andere Ogen zichtbaar heeft gemaakt, is dat er lokaal al heel veel kan en gebeurt, en dat mensen zich bewuster zijn geworden van wat ze zelf kunnen doen: op welke plek in het ecosysteem sta ik, en wat kan ik vanaf die plek bijdragen?’
Ronde 1: De praktijk
Een van de grote winstpunten van Met Andere Ogen is dat het perspectief van ouders is toegevoegd aan dat van de professionals. ‘Dat was voor ons de grote les’, zegt Anja Verwoerdt, GZ-psycholoog bij Ouder- en Kindteams Amsterdam. ‘We zijn ons veel meer bewust geworden van wat onze keuzes betekenen voor ouders en kinderen. Hun perspectief verlies je gauw uit het oog in gesprekken tussen professionals.’
Ook Marcel van Bockel, programmamanager Leren en Werken bij Ieder(in), ziet dat de betrokkenheid van ouders normaal is geworden. ‘Daarnaast zijn we ons bewuster geworden hoe het ecosysteem in elkaar zit, en hoeveel partijen daarin een rol spelen. Van de sportclub tot de kinderopvang, alle partijen zijn nodig om tot inclusieve samenwerking te komen.’
‘Ik word door niemand meer gemist’
Verhalen over individuele kinderen die botsen tegen de grenzen van de systemen spelen een belangrijke rol om professionals duidelijk te maken waar het om gaat. Zo vertelt Pieter van Dijk, directeur samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO Barneveld-Veenendaal, het verhaal van een jongen van 19 die na een ongeluk op geen enkele school meer terecht kon, toch graag een diploma wilde halen en toen buiten het systeem om zijn eigen onderwijs is gaan regelen. Bert Wienen, projectleider & Adviseur in onderwijs, jeugdhulp, gemeenten, zorg en welzijn, vertelt het verhaal van Koos: ‘Hij zat hele dagen op zijn puberkamer achter zijn games en vatte zijn probleem samen als: ik word door niemand meer gemist. Voor mij is dat de definitie geworden van een thuiszitter: iemand die niet meer wordt gemist. Dat brengt mij tot de overtuiging dat ieder kind recht heeft op een plek waar hij wordt gemist als hij niet komt.’
Intermezzo: Schone Lei
Astrid Ottenheym, directeur-bestuurder van samenwerkingsverband PPO-NK, boog zich over de vraag wat we zouden doen als we met een schone lei zouden kunnen beginnen. Zij richtte daarvoor een breed samengestelde innovatiegroep op die vanaf nul een nieuw systeem bouwt, ‘zoals mensen vroeger kathedralen bouwden. We hebben die open blik nodig om te voorkomen dat we meteen weer in instituten gaan denken. Binnenkort trekken we het land in om informatie op te halen.’ Houd de website van Met Andere Ogen in de gaten voor de data en locaties van de dialoogsessies Schone Lei.
Ronde 2: Onderwijs, kinderopvang en jeugdzorg
Met Andere Ogen heeft een infrastructuur gecreëerd waarin kinderopvang, onderwijs en jeugdzorg elkaar kunnen vinden, zo heeft ook Anko van Hoepen, bestuurder van de PO-Raad, ervaren: ‘Daarbij is vooral duidelijk geworden dat het onderwijs nog een te gesloten wereld is, dat de deuren open moeten. Voor mij persoonlijk was een ervaring op een school in Utrecht heel bepalend. Een groep schoolkinderen deed daar mee aan de Kidsmarathon in het kader van de Bewegingsweek. Wat een verschil was er tussen de kinderen! Terwijl sommigen al drie rondjes hadden gelopen, liepen anderen na 100 meter te kotsen van vermoeidheid, of hielden het niet vol omdat ze nog niet hadden ontbeten. Het liet voor mij zien dat we een maatschappelijke opgave hebben om alle kinderen een gelijkwaardige startpositie te geven. Het onderwijs heeft daar een belangrijke rol in, maar kan het niet alleen.’
‘Ik weet het even niet’
De kinderopvang is een voor de hand liggende plek voor het onderwijs om mee samen te werken. Loes Ypma, voorzitter bij Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang, zegt dat dit nog niet altijd vanzelfsprekend is, maar dat er op allerlei niveaus sprake is van beweging: ‘Ik ben hoopvol, omdat ik zoveel kracht zie. Maar het gaat nog niet goed genoeg. Ik lig soms wakker van de kansenongelijkheid onder kinderen. Wij pleiten er daarom al jaren voor om kinderopvang voor alle kinderen van 0 tot 12 jaar mogelijk te maken zonder financiële drempels. Je gunt het alle ouders om een partner te hebben die naast ze komt staan bij de opvoeding van hun kinderen.’
De kunst daarbij is om op het juiste moment te zien wanneer er iets niet goed gaat, zegt Hans Spigt, voorzitter van Jeugdzorg Nederland. ‘Daar is professionele intervisie voor nodig, waarbij we van elkaar leren op welk moment je in moet grijpen, en op welk moment het beter is om naast ouders te gaan staan. Door eerst hen te helpen, kan ook het kind geholpen zijn.’
‘Opvoeden is soms a hell of a job’, weet ook Bert Wienen, ‘en het is doodeng om te laten zien dat het soms even niet goed gaat. Net als het ook voor hulpverleners eng is om je macht te moeten gebruiken door een melding te moeten doen. Er moet een sfeer zijn waarin het oké is om te zeggen: ik weet het even niet.’
Intermezzo: critical friend
Femke Breman, hoofd Jeugdgezondheidszorg bij de GGD Amsterdam, ziet zichzelf graag als critical friend van Met Andere Ogen. ‘De metafoor spreekt me aan: dat we meer met de ogen van kinderen en ouders kijken naar ons vak. We zien dan andere dingen, bijvoorbeeld dat de leefwereld van een kind veel groter is dan alleen school of kinderopvang. Corona heeft er ook aan bijgedragen dat we anders zijn gaan kijken. Af en toe is er blijkbaar een beetje chaos nodig om nieuwe oplossingen te vinden. Het kan veel opleveren om alles even stil te leggen en mensen dan de ruimte te geven om te experimenteren met mooie, nieuwe initiatieven, op kleine schaal.’
Ronde 3: het stelsel
Ali Rabarison, themadirecteur Integratie en Participatie van de VNG, komt meteen tot de kern: ‘Wat leven we in een raar land dat we naar verhouding zo weinig investeren in onderwijs en zo veel geld nodig hebben voor jeugdzorg. Wat zou het mooi zijn als we het meer konden omdraaien en meer kunnen doen in het onderwijs.’ Dat is volgens haar de beweging die we de komende jaren moeten maken.
Er wordt daarbij gezegd dat de wet- en regelgeving positieve verandering in de weg staat, en ook Martijn Sanders, directeur Kansengelijkheid en Onderwijsondersteuning bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, erkent dat er op dit terrein veranderingen nodig zijn: ‘We werken daar ook aan, in nauwe samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tegelijk benadruk ik dat ook binnen de huidige wet- en regelgeving al veel mogelijk is. Als je op lokaal niveau goed samenwerkt en steeds door de ogen van het kind kijkt, zie je heel veel openingen.’
‘Hoe maken we het beroep van leerkracht weer aantrekkelijk?’
Dat is waar, vindt ook Bert Wienen, maar je lost daarmee niet het grootste probleem op waar het onderwijs mee te kampen heeft: het lerarentekort. ‘Hoe maken we het beroep van leerkracht weer aantrekkelijk?’ vraagt hij zich af. ‘Het loont nu vaak meer om kindercoach te worden, of specialist hoogbegaafdheid, dan voor de klas te gaan staan.’
‘Dat proberen we onder meer te doen’, zegt Martijn Sanders, ‘door om de leerkracht een stevige steunstructuur aan te brengen waardoor zij zich vooral met haar vak kan bezighouden. Het vak van leerkracht wordt daar interessanter van.’
Daarnaast is wellicht ook een andere visie nodig op hoe we het onderwijs inrichten. Die visie komt er pas als we met andere ogen naar de systemen gaan kijken. Misschien kunnen we dan situaties voorkomen zoals Linda Thuss, senior beleidsmedewerker Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die schetst: ‘In mijn vorige functie bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kwam ik een groepje jongeren tegen die waren weggestopt in de kantine van een voetbalclub omdat ze nergens anders meer terecht konden. We kregen daar allemaal buikpijn van. Ik hoop dat we door met andere ogen te gaan kijken, door uit onze tunnel te stappen, dit soort situaties niet meer laten gebeuren.’
Slotwoord: René Peeters
Met Andere Ogen… Het bleek een term met de kracht van een belofte. Het werkte inspirerend en activerend, het zette professionals op andere wegen en betrok kinderen en ouders bij het beleid. Bedenker van de term is René Peeters, auteur van het rapport waarmee het allemaal begon. In zijn slotwoord toont hij zich verheugd dat alleen al de term Met Andere Ogen zoveel heeft opgeleverd. Woorden doen ertoe! En na de woorden volgen de daden: Met Andere Ogen Doen! Hoe? Daarover lees je alles in de Eindterm.