Dialoog #9: de definitie van leren moet op de schop
In de dialogen tot nu toe keken we al naar de ontwikkelkansen voor kinderen door de ogen verschillende groepen uit het ecosysteem, zoals ouders, professionals en bestuurders. In deze negende editie staan de ontwikkelkansen voor kinderen zélf centraal. Met ouders en initiatiefnemers van zogeheten onderwijszorgarrangementen gingen we in gesprek over het creëren van zo’n ontwikkelingsplek voor hun kinderen, waar zorg en onderwijs worden gecombineerd. Welke weg hebben ze afgelegd? Wat hebben deze initiatieven voor hen én de kinderen betekend? Wat hebben ouders en initiatiefnemers geleerd? En welke lessen kunnen de ministeries en andere spelers in het ecosysteem hieruit trekken?
Peter Hulsen, managing consultant bij BMC en Begeleider Proeftuinen Onderwijszorgarrangementen (OZA), vat de koe direct bij de horens: ‘Elk kind kan leren en elk kind heeft daar recht op.’ Maar wat is er nodig om een combinatie van zorg en onderwijs te organiseren voor die kinderen voor wie het huidige onderwijsaanbod tekortschiet? Vanuit die vraag zijn de Proeftuinen OZA’s ontstaan. ‘Er zijn in Nederland duizenden kinderen die zijn vrijgesteld van de leerplicht. Binnen de instellingen waar zij zorg en jeugdhulp krijgen, zijn geen onderwijsfaciliteiten aanwezig.’ Met de Proeftuinen OZA’s zijn er vijftien plekken gerealiseerd waar deze groep kinderen ook een vorm van onderwijs krijgt aangeboden. Met als resultaat dat ook deze kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen.
Een andere definitie van leren
De belangrijkste les uit de Proeftuinen: de definitie van leren moet op de schop, net als die van school en onderwijs. Niet ieder kind leert immers uit boeken. En de motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling vallen ook onder het leerproces dat kinderen doorlopen. Nu is het aan de ministeries van OCW en VWS om met deze les aan de slag te gaan. Binnenkort start het project Experimenten OZA’s: tachtig samenwerkingsconstructies die in het verlengde liggen van de Proeftuinen – en waar het geleerde in de praktijk gaat worden gebracht. Maar wat is er precies voor nodig om deze experimenten succesvol te laten verlopen – en te verduurzamen?
Ronde 1: De ouders
Ga uit van de talenten die deze kinderen wél hebben, want ook deze kinderen mogen én moeten meedoen in de maatschappij: de boodschap van de ouders spreekt voor zich. Zij zagen hun kinderen in een OZA helemaal opbloeien. Maar ook hebben ze daarvoor allemaal een lange en hobbelige weg moeten afleggen. ‘Dat moet anders’, vindt Christiaan Kwint, oprichter van stichting Kanz, die klassen opricht die kinderen met een beperking een plek geven binnen het onderwijs. Hij is ook de vader van Kamil (12) die naar een Samen naar School-klas gaat. ‘Het is van de zotte dat je een kind nu eerst moet ontheffen van de leerplicht, om het vervolgens passend onderwijs te kunnen bieden.’
‘Mijn zoon kan zichzelf zijn’
Madelon Koster beaamt dit. Ze zag haar zoon van 14 bij Brillant Future Kids, een centrum voor creatieve talentontwikkeling voor jongeren met autisme en hoogbegaafdheid, van een kind met suïcidale gedachten veranderen in een puber die weer zin heeft in het leven. De belangrijkste reden? Hij kan zichzelf zijn. Dit herkent ook Ellen Kramer, moeder van Luuk (9): ‘Bij het ACIC wordt hij niet onder druk gezet, maar kijken ze hoe hij zich op basis van zijn eigen interesses kan ontwikkelen.’
De paarse krokodil
Meer kennis bij de basisschool van wat er mogelijk is, dat misten deze ouders in de zoektocht naar een ontwikkelingsplek voor hun kind. Ook ontbrak het aan goede voorlichting bij het stellen van de diagnoses: wat betekent het precies als mijn kind autisme heeft? Daarbij liepen alle ouders op tegen de begrenzingen van het systeem. De welbekende paarse krokodil: de oplossing is er wel, maar de wetten, labels en budgetten staan die oplossing in de weg. ‘Er moet meer lef zijn om buiten de lijntjes te kleuren’, vindt Madelon. Volgens Christiaan moeten we vooral terug naar de bedoeling: ‘Die wetten zijn er toch om iets mogelijk te maken? Ondersteun mij dan en loop me vooral niet in de weg!’
Ronde 2: Initiatieven
Karlijn de Jong, Clustermanager Amerpoort, een instantie voor mensen met een verstandelijke beperking, gaat nog een stap verder: ‘We moeten spreken van leerrecht of ontwikkelrecht. De wet- en regelgeving van de leerplicht biedt niet genoeg mogelijkheden. Je kunt niet voor 30 procent leerplichtig zijn.’ De consequentie daarvan: een kind dat is vrijgesteld van de leerplicht, krijgt geen enkele vorm van onderwijs meer; onderwijs kan immers niet worden betaald vanuit het zorgbudget. ‘Maar we hebben alle manieren en initiatieven nodig: onderwijs binnen een zorgsetting of een kind dat zorg nodig heeft laten meedraaien in het reguliere onderwijs.’
Klas op Wielen
Klas op Wielen is zo’n initiatief, waarbij de dagbesteding van kinderen met een beperking wordt gecombineerd met onderwijs in de klas op een reguliere school of kinderopvang. De toegevoegde waarde heeft zich dubbel en dwars bewezen: ‘Het is maatwerk voor deze kinderen; ze worden zo uitgedaagd: ze brengen bij elkaar heel andere dingen naar boven dan wanneer ze alleen met hun begeleiders zijn.’ Het geheim van deze aanpak? Tom Pijper, adviseur bij Altra Bleichrodt: ‘Het is vraaggestuurd. We moeten de driehoek ‘school, onderwijs en leren’ uit elkaar halen: onderwijs is veel te dominant met zijn regelgeving. Maar de regels zijn helemaal niet zo strikt als we denken.’
Zorgplicht afdwingen en maatwerk leveren
Wat er nodig is om de ontwikkelkansen van kinderen optimaal te vergroten? ‘Zien dat dat vanuit de wetgeving eigenlijk al kan’, zegt Tom. Daarbij is het belangrijk om de samenwerkingsverbanden passend onderwijs te versterken en die verantwoordelijker te maken. De school heeft wettelijk een zorgplicht, maar als de school het niet meer weet en een beroep doet op zorginstanties die moeten samenwerken, dan loopt het te vaak spaak. Wat hem betreft komt er dan ook een samenwerkingsverplichting. En een wettelijk kader dat die verplichting ondersteunt en faciliteert. Maar vooral moeten we ons realiseren dat deze kinderen maatwerk nodig hebben en dat daarvoor ruimte moet worden gemaakt. ‘Deze kinderen hadden binnen het reguliere onderwijs geen leerwens meer. Maar met het juiste maatwerk komt die leerwens vanzelf weer naar boven.’
Ronde 3: de ministeries en MAO
Astrid Ottenheim, directeur-bestuurder samenwerkingsverband PPO-NK, benadrukt daarom het belang van de OZA’s nog maar eens: ‘We hebben het wel over de toekomst van kinderen. Als een kind geen hoop heeft en je als ouder radeloos bent, wat moet je dan? Elk kind heeft potentieel, en soms heb je daar ook zorg bij nodig om dat potentieel naar boven te halen.’
Samenwerken vanuit de bedoeling
Jorrit Sterk, de nieuwe projectleider onderwijszorgarrangementen bij OCW, is geïnspireerd en ziet zijn taak helder voor ogen: vanuit de regels die er zijn, ruimte creëren om diezelfde regels ter discussie te stellen of zelfs te verruimen. Hij ziet het project Experimenten Onderwijszorgarrangementen dan ook als een uitgelezen kans om dit verder te ontplooien.
‘We hebben met elkaar nieuwe praktijken te ontwikkelen, we moeten oefenen met elkaar om het steeds beter te doen’, vult Astrid aan. ‘We moeten niet steeds vanuit een proeftuin of experiment weer een nieuw systeem willen ontwikkelen. Want dan zijn we weer terug bij af.’ En Peter Hulsen maakt het cirkeltje rond: ‘We komen elke keer een stapje verder met het werken vanuit die bedoeling. En daar moeten we vooral mee verder gaan.’
Wil je de hele uitzending terugkijken? Klik dan op het filmpje bovenaan dit bericht.