Terugkoppeling CoP Bindende afspraken
In de CoP Bindende afspraken voor onderwijs, jeugd en zorg zoeken we naar antwoorden hoe we de uitvoering van de gezamenlijke opgave langdurig kunnen bevorderen en welke obstakels lokaal, regionaal en landelijk nog overwonnen moeten worden.
Begeleiding: Marloes Driedonks (NJI), Bas Wijnen(NJI), René Peeters(Mét Andere Ogen)
Aan de CoP nemen zo’n 10 koppels uit het hele land deel van Gemeente – onderwijs/jeugdzorg, ook neemt er één senior beleidsmedewerker van Jeugdzorg Nederland deel.
De deelnemers hebben ieder hun eigen leervragen en leerdoelen geformuleerd.
1. Op CoP niveau betekent dit:
Welke leervragen staan centraal in ons CoP?
- Wat is er nodig om partnerschap en samenwerking te creëren en begrip voor elkaar te hebben, elkaars werkprocessen te kennen, elkaars taal te begrijpen, te waarderen en elkaar te vertrouwen? Wat is er voor nodig dat bestuurlijke afspraken over gezamenlijke ambities in de praktijk worden gedragen en landen in alle lagen van de (uitvoering)organisaties?
- Wat is er in de organisatiestructuur voor nodig om te kunnen komen tot bindende afspraken? Wat is meest passende organisatiestructuur(OOGO, LEA’s etc.). Welke partijen mogen niet ontbreken? Aan welke tafel wordt wat besproken?
- Dragen de huidige wettelijke kaders van de wetten voor onderwijs, jeugd en zorg voldoende bij aan het versterken van het normale leven, de preventie en samenwerking tussen voorzieningen?
2. Hoe geven wij in het CoP hier vervolg aan? Waar werken we naartoe en wat kunnen we adresseren op Coalitieniveau?
- We organiseren extra COP’s waarin we een casus van één regio centraal stellen. Volgens de methodiek van intervisie gaan we met de andere aanwezigen aan de slag om deze regio tips en adviezen te geven en algemene lessen eruit te halen. Eerste intervisie sessie staat voor 30 juni gepland. Dit gaan we regelmatig herhalen.
- Combinatie van leren: centraal zetten van een praktijkvoorbeeld (zoals Utrecht), wetenschappelijke kennis (Frank Beemer, bestuurskundige netwerkstrategie) en intervisiesessie (regionale casussen).
- We hebben een opdrachtformulering geschreven voor de juridische analyse van de verschillende wetten (jeugd/gezondheidszorg – passend onderwijs – onderwijswetgeving. Deze analyse wordt besproken met de werkgroep agenderen van ‘met andere ogen’ en met de programmaleiding. Pas daarna kan met deze opdrachtformulering gestart worden.
3. Utrecht
Op 9 juni heeft Utrecht haar beleid en uitvoering gepresenteerd aan de andere leden van het CoP. Dit met de bedoeling om anderen te stimuleren, maar ook om bevraagd en geadviseerd te worden.
Een samenvatting:
Inleiding leren van ervaringen uit Utrecht door Marenne van Kempen (bestuurder Lokalis) en Harriët Smit (programmaleider passend onderwijs SWV VO)
- Samenwerking: Al in 2011 werd geconstateerd dat nieuwe stelselwijzigingen voor jeugdhulp en passend onderwijs in gezamenlijkheid opgepakt moesten worden. Hierop is bestuurlijk draagvlak gecreëerd met de schoolbestuurders in Utrecht.
- Wat is dat werkt aan het ‘Utrechtse Model’?
- Het is consistent en richtinggevend op de inhoud. Visieontwikkeling is gezamenlijk gedragen en al langdurig consequent en leeft in de praktijk door dat er op alle lagen geloof is in een gezamenlijke opgave en de gezamenlijke verantwoordelijkheid daarvoor.
- De visie is persoonsonafhankelijk geworden en vertaald naar concreet handelen op alle niveaus. Gezamenlijke doelstellingen: - vergroten van ontwikkelkansen voor kinderen – versterken van de kwaliteit van de verbinding jeugdhulp en onderwijs (de samenwerking) – voortdurend reflectieproces (dmv casusbesprekingen).
- Consequent alles MET ouders bespreken. Ouders als regisseur/ partner en belangrijkste kennisbron van hun kind.
- Alle partners beogen hetzelfde. Zij sturen samen op de gezamenlijke opgave en staan ten dienste van kinderen, gezinnen en wijken, en er ligt minder neiging op zich te richten op het organisatiebelang. Bij problemen zijn we partners, dan trekken we niet terug, maar vragen we elkaars hulp. Openheid naar elkaar toe. ‘Dienend leiderschap’, verbindingskracht, gezamenlijk omdenken, nieuwsgierigheid naar elkaars wereld i.p.v. aannames doen, elkaar vragen stellen, humor.
Helpende randvoorwaarden:
- De regio-indeling is relatief overzichtelijk met slechts twee gemeenten.
- Er is een samenwerkingstructuur ingericht in een kernteam. Dit kernteam komt wekelijks op iedereen school bijeen (op PO niet wekelijks maar wel zichtbaar en aanwezig in de wijk en bij casuïstiek direct beschikbaar voor de school = maatwerk). Hier zitten professionals in vanuit verschillende organisaties (buurtteam/gezinswerker, begeleider passend onderwijs vanuit SWV, leerplichtambtenaar, jeugdgezondheidzorg). Het kernteam heeft een tweeledige opdracht. Enerzijds het versterken van de scholen in de basis. Er worden individuele vragen van kind/gezin/school opgepakt die er op een school spelen. Anderzijds is de opdracht om het leren en verbeteren te stimuleren. Het reflecteren op vraagstukken (over de samenwerking) en wat ander had gekund met als doel om hiervan leren. De gezinswerker in het kernteam en de jeugdverpleegkundige of schoolarts hebben beide een directe lijn naar specialistische hulp en kunnen die – uiteraard in overleg met leerling en ouders - namens de kernpartners ‘betrekken’. Dat kan om te beginnen in de vorm van consultatie.
- Er wordt gewerkt met een samenwerkingsagenda die tussen het OOGO en het jeugdhulp-plan ligt. Elk jaar komt deze samenwerkingsagenda weer op tafel met de check of de agenda nog actueel is en welke thema’s eventueel toegevoegd moeten worden. Taaie vraagstukken komen op tafel van het OOGO.
- Financieel zijn er relatief weinig uitdagingen (‘geen negatieve verevening’ passend onderwijs)
- De ondersteuningsstructuur is onderdeel van het totale concept, scholen denken veel meer vanuit een integrale visie op onderwijs en ondersteuning.
- Inkoop: veel specialistische aanbieders maakt dat je telkens hetzelfde gesprek voert, met telkens andere partijen. Utrecht heeft ervoor gekozen om het aantal partijen voor de specialistische jeugdhulp drastisch te verminderen. Uitgangspunt bij het verminderen van het aantal instellingen:
- We willen het met de bestaande professionals blijven doen.
- De perspectieven van ouders, jongeren, de buurtteams en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs zijn ingebracht in het aanbestedingsproces.
- Veel gesprek over het doorleven van visie en het vertalen naar taken, rollen en verantwoordelijkheden.
Er zijn nu twee organisaties voor specialistische hulp, elk voor de helft van de stad. Van 70 naar 2. De samenwerking tussen de twee aanbieders voor specialistische hulp en de specialistische onderwijsvoorzieningen vraagt nog wel aandacht.
Aandachtspunten:
- Het vraagt permanent onderhoud en gesprek om te doorgronden wat schoolgericht en gezinsgericht werken betekent. Niet alleen evaluatie op inhoud, maar ook op proces en op verschillende niveaus (bestuurlijk, beleidsmatig, uitvoering)
- Opgave die er nog het meest ligt: integraal maatwerk voor jongeren en gezinnen met zeer complexe problematiek. Het gaat dan om stelseloverstijgende vragen die meerdere regio’s en meerdere wettelijke kaders raken.
- Knelpunten: kernteamaanpak staat, risico is wel dat iedereen vooral vanuit zijn eigen organisatie redeneert en niet vanuit de opgave. Dat vraagt samen sturen op een gezamenlijke opgave. Klimaat is lerend.
De toehoorders waren onder de indruk van de Utrechtse aanpak. Er waren vragen over hoe het mogelijk was dat Utrecht nog maar werkte met twee jeugdzorgaanbieders. Wat de basis was voor de fundamentele cultuurverandering, waardoor het beleid bijna persoonsonafhankelijk geworden is. De deelnemers noemden ook als positief dat de verbinding met de wijken zo goed belegd was via de medewerkers van Lokalis. Ook het permanente leren van elkaar via de kernteams en andere partners werd gezien als een bijzonder kenmerk.
Marloes Driedonks, Bas Wijnen en René Peeters
23 juni 2020
Reageren kan hier.