Sturing: ‘Vanuit het (voortgezet) speciaal onderwijs in de regio Utrecht kwam twee jaar geleden het signaal dat de scholen voor het regelen van zorg in onderwijstijd met zoveel gemeenten moesten schakelen, dat het bijna niet meer te doen was. Gemeenten en samenwerkingsverbanden in de regio sloegen de handen ineen om onderzoek te doen naar hoe dit beter kon. Dat bleek al snel.’
Daarop is uiteindelijk in de regio een bovenregionale werkagenda voor Jeugdhulp in (voortgezet) speciaal onderwijs opgesteld. Die bestond uit drie ambities. De eerste: dat kinderen zich naar eigen vermogen kunnen ontwikkelen dankzij een goede samenwerking op school, zonder daarbij gehinderd te worden door grenzen tussen gemeenten, samenwerkingsverbanden, onderwijs en jeugdhulp. Onderdeel van de eerste ambitie is het organiseren van collectieve financiering. Sturing: ‘We kozen twee pilotscholen uit om hiermee te oefenen: het Heuvelrug College in Zeist (vso cluster 4) en Rafael in Utrecht (so cluster 3). Beide scholen hebben veel leerlingen uit veel verschillende gemeenten uit de vijf jeugdhulpregio’s die deelnemen aan de samenwerking. Hier viel daarom veel winst te halen uit het op bovenregionale schaal samenwerken.’
De tweede ambitie ligt in het verlengde daarvan: leerlingen in de regio snel de juiste hulp bieden dankzij eenvoudige, eenduidige procedures en werkwijzen, waarbij het aanbod op school aansluit op de hulp thuis en andersom. De derde ambitie: samen leren en ontwikkelen, en zo werken aan een duurzame samenwerking in de regio Utrecht.
Sturing: ‘We kozen bewust om de pilot klein te houden, zodat het werkbaar bleef. Ook de keuze voor zowel een cluster 3- als een cluster 4-school was bewust, zodat we die met elkaar konden vergelijken.’ In het schooljaar 2023-2024 ging de pilot van start. ‘Daar liepen we ook direct tegen van alles aan, net als in de voorbereidingsfase. We hebben daar heel veel van geleerd. En we zijn nu in de fase dat we die geleerde lessen en kansen binnen de eerste ambitie graag willen delen met andere scholen.’
De grootste winst: het zogeheten beschikkingsvrij werken, oftewel jeugdwetmiddelen collectief inzetten vanuit één gezamenlijk budget. Dit budget wordt vervolgens naar rato gedeeld met de gemeenten op basis van een gemiddeld bedrag per ingeschreven leerling. Sturing: ‘Voorheen moest op de school waar leerlingen van 23 verschillende gemeenten op zitten, bij al die 23 gemeenten beschikkingen worden aangevraagd. Dit was niet alleen heel veel werk voor ouders en de school, maar het duurde soms ook tot wel zes maanden voordat de juiste hulp ingezet kon worden. Nu is dat een week.’
Een ander voordeel: op deze manier is meer op maat gemaakte ondersteuning mogelijk, omdat je de hulp makkelijker tussentijds kunt op- en afschalen. Hierdoor kunnen binnen dezelfde tijd en met hetzelfde aantal medewerkers van de jeugdhulpaanbieder, meer kinderen geholpen worden.
‘Wel is het hierbij belangrijk om de zorgpartners en onderaannemers zo snel mogelijk te betrekken, om zo discussies over budgetten en roosters te voorkomen’, zegt Sturing. ‘Dit hebben wij ons van tevoren onvoldoende gerealiseerd, een geleerde les dus.’ Daarnaast is het verstandig om de aanbieders een vaste plek te geven in de projectstructuur, bijvoorbeeld in de begeleidingsgroep of door een vast projectteam per school te maken.
Een ander advies: ga als school met de gemeenten in gesprek en zorg dat je je huiswerk hebt gedaan, zodat je precies weet welke leerlingen welke zorg nodig hebben. ‘Alleen op die manier kun je komen tot een bovenregionale samenwerking; je kunt het als school niet zelf’, zegt Sturing. ‘Voor de pilot werd daarom een begeleidingsgroep opgericht, die het contact onderhield met de gemeenten binnen de eigen regio en weer aan ons terugkoppelde.’
Sturing: ‘Maar het besluitvormingsproces binnen gemeenten in combinatie met de krappe tijdsplanning maakt het wel spannend. Zorg dus dat je ambassadeurs hebt, op ambtelijk en bestuurlijk niveau, die enthousiast en bereid zijn om te doen wat nodig is. Maar misschien wel het belangrijkst: zorg voor een gedeelde visie op het eindresultaat.’
Nog een voorwaarde voor het laten slagen van een bovenregionale samenwerking: een ingebedde cultuur van samenwerken. Die creëer je door ontmoetingen te organiseren en elkaar echt te leren kennen. ‘Maar de allergrootste les die we hebben geleerd is toch wel dat je lef moet hebben’, zegt Sturing. ‘We hadden een heel korte deadline, dus we zijn al begonnen nog voordat de contracten rond waren. Dan moet je snel beslissingen nemen en met elkaar besluiten: we gaan er gewoon voor. Niet alleen als bestuurder, maar juist ook als ambtelijke begeleidingsgroep. Gelukkig hadden we het vertrouwen dat mocht het onverhoopt toch misgegaan zijn, de zorgaanbieders de leerlingen niet in de kou zouden laten staan. Maar spannend was het wel.’
En de grootste opbrengst? Die is volgens Liesbeth toch wel dat de belangrijkste doelstelling van de pilot, snel de juiste hulp bieden, al was behaald toen de pilot begon. ‘Door te kiezen voor beschikkingsvrij werken, is dat in feite al geregeld.’ Met als bijkomend voordeel dat de jeugdhulp zo direct in de schoolsetting is geïntegreerd. Ontwikkeldoelen, evaluaties en handelingsplannen worden samengevoegd, waardoor onderwijs en zorg beter op elkaar aansluiten.
Ook missen de leerlingen minder lestijd, doordat de interventies sneller, korter en passender zijn, wat hun leerresultaten weer ten goede komt. En niet te vergeten de verminderde administratieve en emotionele lasten voor ouders, omdat de noodzaak om telkens opnieuw een beschikking aan te vragen, is verdwenen. Sturing: ‘Een aandachtspunt hierbij is wel dat hierdoor het contact tussen ouders en jeugdhulpverlener ook automatisch minder wordt. Het is dus van belang hier alert op te zijn en die goed te blijven betrekken.’
Hoewel de pilot tot dusver legio voordelen oplevert voor alle partners en leerlingen in het bijzonder, zou extra hulp van het ministerie en een aanbestedingsjurist bij alle juridische en financiële procedures welkom zijn. Want hoewel het ministerie bezig is met een wetswijziging om zorg in onderwijs beter te regelen, gaat dit waarschijnlijk nog jaren duren. ‘Het is zo ingewikkeld. We hebben het nu qua financiering tijdelijk opgelost, maar op grotere schaal is een duurzamere oplossing wel noodzakelijk. Hoe maak je bovenregionaal middelen vrij, zonder dat dit van invloed is op regionale inkoopafspraken die je hebt? En vooral: hoe zorg je dat je daar specialistische inkoopexpertise voor tot je beschikking hebt.’
In augustus 2025 is de pilot afgerond. Blijkt deze werkwijze dan voor iedereen goed te werken, dan is het doel om uit te breiden naar andere scholen. Sturing: ‘Met als kanttekening dat bovenregionaal samenwerken alleen goed werkt als de leerlingen uit veel verschillende gemeenten komen. Komen de leerlingen uit één regio? Dan is het raadzaam om ook de samenwerking binnen die regio te houden. Ook hier geldt het devies: houd het klein.’
Liesbeth Sturing is managing consultant bij BMC.
Meer weten over de pilot bovenregionale samenwerking,
de werkzame elementen en de leeropbrengsten?
Bekijk dan de geleerde lessen
die de pilot tot nu toe heeft opgeleverd.
UItleg bij tekening (637,5 KB)